Geplaatst op 04 maart 2019 in Dressuur & Para
Het is weer maandag, dressuurdag! Elke maandag lees je op onze website meer over dressuur. Je leert meer over het rijden van figuren, de houding en het goed gaan van het paard. Oefeningen kan je uitvoeren in verschillende gangen. Vandaag staat de galop centraal. Welke verschillende soorten galop zijn er, hoe galoppeer je aan en wat kan je doen als het even niet lukt? Tot slot twee leuke oefeningen om thuis mee aan de slag te gaan.
De galop is een drietaktbeweging (drie tempi), met in de rechtergalop de volgende beenzetting: linksachter, linkerdiagonaal (linksvoor tegelijkertijd met rechtsachter), rechtsvoor, gevolgd door een zweefmoment voor de volgende sprong. In de linkergalop is dit: rechtsachter, rechterdiagonaal (rechtsvoor, linksachter), linksvoor, zweefmoment. De galop is regelmatig met gecadanceerde sprongen en wordt met lichtheid uitgevoerd. De cadans is meteen vanaf het aanspringen aanwezig.
De verschillende stadia in de galop
Het verschil tussen de linker- en de rechtergalop heeft te maken met hoe een paard zijn benen neerzet. Om te weten in welke galop je zit als je aan het rijden bent, kijk je even naar beneden, naar het binnenvoorbeen. Dat moet het verst naar voren komen. Als het buitenvoorbeen het verst naar voren komt zit je in de verkeerde galop. Neem je paard dan terug in draf en spring opnieuw aan in galop.
Rechter galop Linker galop
Galopperen, hoe doe je dat?
Aangalopperen gaat het makkelijkst in een wending, dus in de hoek van de rijbaan of op een volte. Doordat hij daar al in de goede richting kijkt, zal een paard eerder in de goede galop aanspringen. Om aan te galopperen ga je vlak voor de wending doorzitten. Leg je buitenbeen iets naar achteren. Je binnenbeen houd je op de plaats en je binnenheup is naar voren gericht. Neem een beetje stelling naar binnen en geef met beide benen een hulp. Op hetzelfde moment ontspan je de druk op de teugels, zodat je je paard niet tegenhoudt. Dat heet toestaan. Gooi je teugels niet los, houd een zacht contact met de mond. Controleer na het aanspringen of je paard in de goede galop zit. Is dit niet het geval, neem hem dan terug in draf en probeer het opnieuw.
Het is belangrijk dat je zo goed leert zitten, dat je de teugels niet nodig hebt als houvast. Bovendien is druk op de teugel de hulp voor stoppen. Probeer met je lichaam mee te gaan met de beweging en met je billen in het zadel te blijven. Je knieën liggen tegen het zadel aan, zonder ermee te knijpen. Ontspan je onderrug. Hoe beter je zijn bewegingen kunt volgen, hoe makkelijker het is om rustig te blijven zitten. Kijk waar je heen wilt. Dreigt je paard uit de galop in draf te vallen, geef dan opnieuw de galophulp met je binnenbeen bij de singel en je buitenbeen erachter.
De meest voorkomende problemen bij het aanspringen in galop zijn:
Oplossing: Het paard scherper aan het been maken en de hulpen beter geven.
Oplossing: Het paard uit voorzorg dieper instellen, nageeflijker maken en voorwaarts houden.
Oplossing: Voor het aanspringen de voorhand voor het binnen achterbeen zetten.
Oplossing: het geven van de juiste hulpen, stil zitten en het paard voldoende op twee teugels houden.
Oplossing: kleine galophulpen geven. Het paard reageert gespannen op een te grote galophulp.
De volgende variaties in galop worden onderscheiden: de arbeidsgalop, de middengalop, de uitgestrekte galop, de verzamelde galop en de contragalop. We lichten er een paar uit:
Arbeidsgalop
Arbeidsgalop zit tussen verzamelde galop en middengalop in. Het paard beweegt in evenwicht. Er is sprake van een soepel en gelijkmatig teugelcontact. De sprongen voorwaarts zijn lichtvoetig en gecadanceerd. De achterhand is actief. Dit betekent niet dat verzameling in deze gang wordt gevraagd, maar het onderstreept het belang van de impuls. Die zorgt ervoor dat de achterbenen goed onder het lichaam worden gebracht, waardoor de achterhand meer tot dragen komt en het evenwicht horizontaal is. Het paard is gehoorzaam, ontspannen en actief.
Galop verruimen
In de klasse L1 wordt gevraagd de galop enkele passen te verruimen. De bedoeling is dat je paard zichtbaar grotere passen maakt en een daarbij passende verlenging in de bovenlijn toont. Het teugelcontact blijft elastisch en constant. De ruiter staat zover toe dat de hals iets kan worden verlengd, waarbij het paard het hoofd wat meer voor de loodlijn mag brengen dan in de arbeidsgalop. De passen blijven regelmatig, de beweging is in evenwicht en ontspannen. Belangrijk is dat het paard rechtgericht blijft. De galop verruimen is bedoeld als voorbereiding op de middengalop.
Middengalop
Middengalop zit tussen arbeidsgalop en uitstrekken in. De sprongen worden duidelijk zichtbaar groter, met een daarbij passende verlenging in de bovenlijn. De verruiming komt tot stand door een duidelijke impuls vanuit de achterhand. De ruiter houdt een licht, soepel, voortdurend en gelijkblijvend contact met de mond. De hals mag iets langer worden, zonder dat het contact wordt verbroken. Het hoofd mag daarbij wat meer voor de loodlijn komen dan in de verzamelde- of arbeidsgalop. Dit mag niet ten koste gaan van de nageeflijkheid. De sprongen worden ruimer, maar blijven gelijkmatig en het paard is rechtgericht. Het paard blijft in evenwicht en ontspannen. De cadans blijft in de overgang terug gehandhaafd.
Galop op de grote volte:
Zorg dat je paard in de goede galop aanspringt. Laat hem iets naar binnen kijken. Met je binnenbeen zorg je ervoor dat hij op de hoefslag blijft, totdat je de volte wilt beginnen. Neem hem dan mee door beide handen iets naar binnen te doen. Blijf in evenwicht zitten, houd je binnenbeen lang en je buitenbeen iets naar achteren, om eventueel uitzwaaien van de achterhand te voorkomen. Zorg dat je paard de hele volte naar binnen blijft kijken. Let op dat je hem niet verder naar binnen laat kijken dan de lijn van de cirkel. Als je bij het eindpunt van de volte bent, maak je je paard recht en volg je de hoefslag. Blijf goed rechtop zitten en leun niet voorover. Volg zijn bewegingen, zodat je met je billen in het zadel blijft.
Oefening voor een goede aanleuning:
Bij de meeste ruiters is de fijne motoriek aan één arm en hand beter ontwikkeld dan aan de andere kant. Je ‘beste kant’ is normaal gesproken ook de hand waarmee je schrijft. Deze voorkeursarm is vaak beter dan de andere arm in staat om onafhankelijk richting paardenmond te functioneren. In galop is de onafhankelijkheid van de arm goed te oefenen op de grote volte door rustig rechtop in het zadel te blijven zitten, de buitenhand te laten staan in de uitgangspositie en vervolgens de binnenhand enkele malen door de manenkam te strijken. De ruiter merkt dat dit met de ene arm makkelijker gaat dan met de andere. Voer deze oefening op zowel de rechter- als de linkervolte uit om beide armen even onafhankelijk te maken.
Heb je nog vragen over de galop of heb je hier hulp bij nodig? Vraag dan je instructeur om te je helpen.
Eerder verschenen in deze reeks Leren Paardrijden:
De Zit
De Hulpen
Het correct rijden van wendingen
Aanleuning en nageeflijkheid
Activiteit en impuls
De stap
Doorzitten
Beugels op maat maken
Regels in de rijbaan
De Middendraf
Wijken voor het been
De verzameling
Buiging en stelling
Voltes rijden
Halsstrekken
Meer weten?
In het boek 'Leer Paardrijden met Plezier', dat onderdeel is van de KNHS Ruiteropleiding Brons, vertellen we je alles over leren paardrijden. De KNHS Ruiteropleiding bestaat uit drie fasen (brons, zilver en goud) en leidt op van eerste paardrijles tot en met het hoogst haalbare niveau. De ruiteropleiding wordt aangeboden op FNRS-maneges. De dichtstbijzijnde manege bij jou in de buurt vind je hier. Heb je een eigen paard vraag dan je instructeur om je te helpen de theorie om te zetten in de praktijk.
Meer informatie KNHS Ruiteropleiding.
Overname tekst- en beeldmateriaal niet toegestaan