­ Het juiste management deel 3 - Het jonge paard - KNHS

Het juiste management deel 3 - Het jonge paard

Geplaatst op 01 september 2020

Na het recreatiepaard en het manegepaard richten we de aandacht op het management van het jonge (basis)sportpaard. Wat is zoal gewenst in de trainingsopbouw en wedstrijdinzet? We spreken een veterinair, een gedragsdeskundige en een amazone gespecialiseerd in jonge paarden.

‘Het opleiden van jonge paarden vind ik gewoon erg leuk. Doordat ik ruimte heb voor een beperkt aantal paarden, kan ik mijn werk goed doen en echt de tijd nemen. Ze staan bij mij halve dagen op de wei. Dat vind ik heel belangrijk, zeker bij een jong paard dat nog in de groei zit en aan het werk is. Er wordt van alles verwacht, dus het is van belang dat ze veel  vrije beweging krijgen, mede om ze goed tussen de oren te houden. Ook in de training blijft dat altijd belangrijk.’ Aan het woord is Marijn van Dijk. De 27-jarige amazone runt haar gelijknamige dressuurstal in Mariahout. Als telg uit een niet-paardengezin is ze selfmade te noemen. Na een opleiding in Deurne, stages bij diverse dressuurstallen en een werkzame periode op stal bij Anky van Grunsven rijdt ze nu als zelfstandige jonge paarden van verschillende eigenaren. Ze brengt ze uit op de jonge-paarden-wedstrijden en rijdt daarnaast hengsten die deelnemen aan het KWPN-verrichtingsonderzoek. Marijn: ‘Ik heb geprobeerd alles wat ik heb gezien in mijn rugzak te stoppen en de goede dingen te gebruiken. Zoals ik nu met de jonge paarden kan werken, vind ik het fijn. Ik heb controle over de zaken die ertoe doen.’

 

GEVAAR

Met jonge paarden bedoelen we in principe drie- tot en met zevenjarigen. Discussie over op welke leeftijd je het beste kunt beginnen met een paard is alom aanwezig. Zo zijn er stromingen die propageren dat een rijpaard pas op latere leeftijd, bijvoorbeeld als vijfjarige, aan zijn opleiding moet beginnen. De gedachtegang erachter is te plaatsen, maar hiermee begeven we ons op glad ijs. ‘Ik zie daar zelfs groot gevaar in’, merkt dierenarts Waling Haytema op. ‘In die zin dat paarden op jonge leeftijd voorbereid moeten worden op wat ze later gaan doen. Je ziet heel duidelijk dat zowel het kraakbeen van de gewrichten, als de pezen en de botten zich richten naar de arbeid. Als je paard tot vier of zelfs vijf jaar vrijwel niks doet en je gaat er dan serieus mee aan het werk zijn er twee dingen die daar op tegen zijn. Ten eerste is het paardenlichaam fysiek niet voorbereid op de arbeid die van paarden wordt verwacht en ten tweede zijn ze mentaal zo onafhankelijk geworden dat het zomaar een heel gevecht kan worden om de juiste manieren te leren. Mijn overtuiging is dat paarden op echt jonge leeftijd dingen geleerd moeten worden en daarnaast hanteer ik de stelling dat je ieder paard op iedere leeftijd kunt overnemen en dus kapot kunt maken. Als je bij een tweejarige begint met zes dagen in de week minimaal een halfuur longeren, weet je zeker dat het niet goedkomt. Maar als je een zevenjarige vier maanden achter elkaar iedere week een Z-wedstrijd laat lopen, gaat het ook fout. Je moet het werk per leeftijd doseren en ook per paard. Het ene paard is het andere niet, qua grootte, bespiering, et cetera.’

 

 

ZWARE TRAINING

Haytema is werkzaam op Dierenkliniek Wolvega en gespecialiseerd in orthopedische problemen bij paarden. Hij richt zich vooral op sportpaarden, veelal dressuur- en springpaarden, Quarter Horses en harddravers. Voor de KNHS bekleedt hij de functie

van teamveterinair voor de disciplines reining en endurance en daarnaast maakt hij deel uit van de Fokkerijraad van Het Friesch Paarden-Stamboek. Met zijn visie op het wel degelijk belasten van het jonge paard heeft Haytema niet alleen de eigen praktijkervaringen, maar tevens de wetenschap mee (zie kader). Hij zegt: ‘Er is in relatie tot dit onderwerp ooit een onderzoek gedaan bij heel veel harddravers en volbloeden in Australië en Nieuw-Zeeland. In de wereld van de rensport worden paarden al op tweejarige leeftijd ingezet. Uit dit onderzoek bleek dat paarden die op tweejarige leeftijd getraind en gekwalificeerd waren het langer volhielden, minder blessures hadden en een grotere winsom bijeenliepen dan paarden die op oudere leeftijd waren ingezet. Dat is een bewijs dat jong beginnen helemaal niet slecht hoeft te zijn. Zolang je maar je gezonde verstand gebruikt! Een heel goede vuistregel is dat je het paard twee keer in de week een duidelijke trainingsprikkel geeft en dat compenseert met hersteltraining, een keer longeren of een dagje in de wei. Een zware training veroorzaakt immers altijd een beschadiging. Als ik nu ga hardlopen, heb ik morgen spierpijn. En als ik morgen weer keihard ga lopen, ben ik de derde dag helemaal niks meer waard. Dat geldt voor een paard eveneens. Je moet dus zeker niet iedere training elke dag even intensief maken, maar het paard kans geven te herstellen. Dat is ongeacht de leeftijd, waarbij dit voor een jongerpaard nog belangrijker is.’

 

INDIVIDUEEL PAARD

Amazone Van Dijk begint over het algemeen met paarden als ze drie of vier jaar oud zijn. Ze vertelt: ‘Het fijnste vind ik het als ze net zadelmak bij mij komen. Dan kan ik ze goed doorpakken, behalve als ze het werk niet aankunnen en een terugval krijgen. Ik let erop dat ze niet te veel afvallen, vooral als ze hard hebben gewerkt en nog in de groei zijn. De paarden hebben hier door de training allemaal echt een dikke bovenlijn en als die wat invalt, denk ik “Hé wat zal er aan de hand zijn?” Dan doe ik een paar dagen rustig aan en trekt het meestal weer bij. De jonge paarden krijgen bij mij de tijd, maar ik zet ze zeker aan het werk en kijk daarbij naar het individuele paard. Sowieso wissel ik veel af. Ze komen in de binnenbak, in de buitenbaan, lopen over cavaletti, aan de longe en gaan ook mee naar het bos. Doordat ze afwisseling krijgen en veel zien, wordt alles heel normaal voor de paarden.’

 

GROEISCHIJVEN

Het nog in de groei zijn, is het meest voorkomende argument bij mensen die liever zien dat er op latere leeftijd met een paard wordt begonnen. Vaak wordt teruggevallen op het laat sluiten van de groeischijven in de wervelkolom. Deze groeischijven bevinden zich aan de uiteinden van alle botten, die vanwege de groei van het lichaam steeds langer worden. Als een paard uitgegroeid is, verbenen of sluiten de groeischijven en dit verloopt volgens een vast patroon. Gemiddeld genomen sluiten de laatste groeischijven in de benen op driejarige leeftijd, op vierjarige leeftijd gebeurt dit in het bekken en het schouderblad en tot slot vindt dit plaats in de wervelkolom van hals en rug. Bij een paard met een gemiddelde stokmaat is dit ergens tussen het vijfde en zesde levensjaar, maar bij een groot rijpaard kan daar tot nog een jaar bij worden optellen. Volgens bepaalde theorieën zou dan pas het paardenlichaam geschikt zijn om te berijden. Haytema ontkent dit: ‘Ik heb nog geen wetenschappelijk artikel gelezen dat aantoont dat dit zo zou zijn. Kijk naar onze kinderen. Mijn zoontje van twaalf voetbalt volop en zijn groeischijven zijn ook nog niet gesloten. Als je de belasting aanpast aan het niveau en de leeftijd van het paard hoeft dit er normaal gezien niks onder te lijden. Het klopt dat ze soms doorgroeien tot hun zevende, maar als je zolang moet wachten, is het halve leven van een sportpaard voorbij. Dan mis je een heel groot deel van de opleidingskans. En natuurlijk spelen zaken als de wijze van rijden en het gewicht van de ruiter een rol. Zoals ik al zei, het gaat erom dat je met gezond verstand traint.’

 

LOSSIGHEID EN ONTSPANNING

Een correcte manier van rijden is bij een jong paard in opleiding vanzelfsprekend essentieel. Van Dijk zegt erover: ‘Ik vind het heel belangrijk dat paarden meteen goed door het lijf zijn. Ze moeten over de rug kunnen lopen, kunnen ontspannen en aanspannen. Mits je de paarden fijn door het lichaam laat bewegen, is het geen probleem om ze op jongere leeftijd het nodige werk te geven. Als je echter dan al traint voor het gewenste plaatje, dus een paard meteen bovenin zet en het alleen maar groot laat draven, maak je meer kapot dan dat je opbouwt. Natuurlijk doe ik dat tijdens een jonge-paarden-wedstrijd ook wat meer. Maar dat is een moment en die rijd ik niet veel. Thuis ben ik in de training vooral bezig met de nageeflijkheid. Als je je paard goed nageeflijk hebt en aan het been, kun je het makkelijk in de ring even bovenin stellen. Het heeft de juiste spieren immers al ontwikkeld en is vanuit ontspanning en lossigheid gereden.’

Het grote belang van de juiste basis in de opleiding wordt ook duidelijk benadrukt door Janina van der Drift. Janina is instructrice, wedstrijdamazone en tevens gedragsdeskundige, en vanuit die hoedanigheid bij de bekende Australische behaviorist Andrew McLean in de leer geweest. Ze zegt: ‘De basis is heel belangrijk en de basis is gehoorzaamheid. Zorgen dat het paard netjes aan de hulpen staat en op lichte teugelhulp reageert. Je hebt deze basiszaken in iedere discipline nodig. Regelmatig zie je dat mensen zich met hun paard al richten op specifieke oefeningen, terwijl ze die basis nog niet beheersen. De basishulpen moet je eerst installeren en vandaaruit kun je allerlei oefeningen aan elkaar rijden.’

 

 

STRESS VOORKOMEN

Het mooie van jonge paarden is dat ze die basis, mits goed aangedragen, heel snel onder de knie krijgen, zo bevestigen beide dames. Van der Drift: ‘Paarden leren in principe heel snel door trial and error. Als je de hulpen juist toepast en het paard op de juiste manier beloont, is het in no time aangeleerd en gaat het vervolgens om het verder opbouwen van conditie en spierkracht, zodat het paard de verdere oefeningen aankan. Wat ik belangrijk vind bij de opleiding van een jong paard is dat je stress probeert te voorkomen. Een paard is enorm stressgevoelig en dergelijke situaties vergeten ze nooit meer. Als ze dan ook nog een stressgevoelige situatie associëren met jou, levert dat problemen op. Ik wil zelf altijd graag iemand zijn waar het paard ontspannen van wordt.’ Een stressvol moment, soms juist door spanning bij de ruiter, kan een eerste wedstrijd zijn. ‘Ik longeer de jonge paarden altijd als ik voor het eerst op een ander terrein ga rijden. En als ze braaf zijn, ga ik erop’, aldus Marijn over haar aanpak. ‘De eerste keer zijn ze vaak zo overbluft dat er eigenlijk niks gebeurt. Na zo’n eerste wedstrijd geef ik ze gerust een week vrij of ga ik even met ze naar het bos. Het heeft een impact op ze, maar je merkt tegelijk dat ze er enorm veel van leren door nu en dan van huis te gaan. Een driejarige neem ik maximaal drie keer per jaar mee en met een vierjarige rijd ik het Pavo Cup-traject. Dan leren ze ook ontzettend veel.’

 

RUST ROEST

De jongepaardenspecialist benadrukt dat te veel focus op het behalen van winstpunten binnen een bepaald tijdbestek allesbehalve wenselijk is met een beginnend paard. ‘Ik zou daar gewoon mijn tijd voor nemen en zeker niet wekelijks op wedstrijd gaan. Eén keer per maand tot zes weken is meer dan genoeg. Het doel is vooral het paard ervaring op te laten doen en ze gezond te houden.’ ‘Wat ik zie, ook uit de topsport en draf- en rensport, is dat je paarden niet een heel seizoen in vorm kan houden, vooral de jonge paarden niet’, voegt veterinair Waling toe. ‘Ik houd er ontzettend van ergens naartoe te werken. Stel jezelf een bepaald doel en rijd dan twee tot drie maanden wat intensiever op wedstrijd, zeg één keer in de twee weken, en train daarna weer af. Zet het paard gerust ook eens een paar weken op de wei. Wel ondertussen licht in beweging houden, want rust roest. Dat lijkt me veel beter dan maar blijven rijden tot het niet meer gaat en dan het paard op rust zetten. Houd je paard verder goed in het oog, voel regelmatig de benen en laat nu en dan de dierenarts eens kijken. Goede begeleiding is belangrijk.’ Uit de woorden van Janina maken we op dat overvragen van een paard ook mentale gevolgen heeft, waar je misschien niet direct bij stilstaat. ‘Als je een paard aan het overtrainen bent, wordt het daar narrig van en krijgt het verkeerde associaties met het rijden en misschien zelfs met jou. Als je goed op je paard let, kun je dat zien. Dan moet je misschien eens wat anders doen, zoals stappen aan de hand of een rustig rondje rijden. Een buitenrit kan daar onder vallen, maar sta er bij stil dat ook dit een zware training kan zijn, fysiek, maar net zo goed mentaal als het paard nog niet veel buiten de deur is geweest. Zeker de eerste paar keer is het voor het paard net als een dropping voor jou. Als het paard zijn nabije omgeving eenmaal kent en er vertrouwd mee is, brengt het wel mentale voordelen met zich mee.’

 

 

TEMPERATUREN

Nu kun je het rijden in theorie perfect voor elkaar hebben, maar als het management buiten de trainingen om niet in orde is, loop je alsnog achter de feiten aan. Janina: ‘Ik maak mee dat mensen hulp nodig hebben, omdat hun al dan niet jonge paard heel veel spanning laat zien en moeilijk te rijden is. Maar dan kom ik op stal en blijkt dat paard in een blinde box te staan zonder dat hij contact kan maken met zijn buren. Vervolgens vraag ik door en blijkt hij maar twee keer ruwvoer in te kleine porties te krijgen en wordt hij ook nog alleen losgelaten in een bak. Dan zijn de basisbehoeften niet goed en heb ik het nog niet over het voorkomen van pijn, zeker bij een jong paard. Zijn de tanden goed, ligt het zadel passend, heeft het paard geen last van zijn rug, is het sterk genoeg om aan de slag te gaan? Als dat allemaal niet goed is, hoef je eigenlijk niet eens te beginnen.’

Marijn geeft aan veel tijd en energie in het management om het rijden heen te steken: ‘Mijn paarden krijgen heel veel ruwvoer. Ze moeten standaard goed op de voeten staan en nagekeken zijn door de tandarts. Ik observeer veel en mest daarom ook graag zelf uit. Op basis van hoe de mest is, kun je veel opmaken. Ieder maandag temperatuur ik de paarden en dat doe ik sowieso als ze niet fit zijn. En mocht een paard van nature duidelijk scheef zijn, laat ik het door een chiropractor rechtzetten. Ik heb daar hele goede ervaringen mee. Mijn dierenarts kan ik daarnaast midden in de nacht bellen, mocht het nodig zijn, en ik laat nu en dan een homeopathisch genezer langskomen. Ik geloof erg in een natuurlijke manier bij deze jonge paarden. Zo proberen we dingen te voorkomen en daarmee in alles een stap voor te zijn.’

 

WAT ZEGT DE WETENSCHAP?

Van nature is een paard een dier dat grote afstanden aflegt en gebaat is bij veel beweging. Dat begint al bij pasgeboren veulens en is door te trekken naar latere leeftijd. Een en ander wordt beschreven in de wetenschappelijke uiteenzetting Early exercise in the horse uit 2012, onder meer van de hand van professor dr. René van Weeren van de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht. Resultaten van diverse wetenschappelijke onderzoeken passeren de revue en daaruit komt onder meer het belang naar voren van vroege trainingsprikkels voor een gezonde ontwikkeling van het spier- en skeletstelsel van het paard. Enkel op jonge leeftijd zijn weefsels, zoals kraakbeen, pezen en spieren, ontvankelijk voor dergelijke stimuli en daardoor in staat sterker en duurzamer te worden. Dit effect, het zogenaamde priming, neemt af naarmate het paard ouder wordt en is vervolgens onomkeerbaar. Afhankelijk van het soort weefsel vindt priming plaats tot op twee- à driejarige leeftijd, waarbij ook op vierjarige leeftijd effecten zijn waargenomen. Het sportpaard op jonge leeftijd ontzien van belasting waar het later aan blootgesteld gaat worden, is op basis van de aanwezige kennis dan ook niet wenselijk.

 

LEEFTIJD EN WEDSTRIJDKLASSE

Waar in de draf- en rensport paarden als tweejarige worden ingezet, ligt de leeftijdsgrens om op wedstrijd te mogen starten in de KNHS-disciplines hoger. Dat is onder meer toe te schrijven aan de opbouw van de sport. In de draf- en rensport draait het veelal om pure snelheid, terwijl disciplines als dressuur, springen en eventing meer technische sporten zijn, waarbij de belasting langzaam wordt opgevoerd. De leeftijd waarop paarden mogen starten is per discipline vastgelegd in de KNHS-reglementen. Zo mag een driejarig paard pas in de klasse B dressuur uitkomen vanaf oktober van het jaar waarin het drie is geworden. Een vierjarig paard mag vervolgens in de klasse B springen starten vanaf april en een vierjarig eventingpaard mag pas vanaf oktober voor het eerst op wedstrijd in actie komen. Ook op latere leeftijd zit er een beperking aan de klasse waarin jonge paarden mogen uitkomen. Zo mag een vijfjarig dressuurpaard niet hoger dan de klasse M lopen en een zesjarige niet hoger dan Z, waar ZZ-Zwaar nog onder valt. Pas vanaf achtjarige leeftijd mogen dressuurpaarden in de Zware Tour worden uitgebracht. Namens de KNHS zegt voormalig disciplinespecialist Gert Naber erover: ‘Er is goed nagedacht over de leeftijdsopbouw in de wedstrijdsport. Je ziet ook dat dressuur, springen en eventing op elkaar zijn afgestemd wat betreft belasting. Het is allemaal in lijn met hoe een correcte opleiding van een paard eruit dient te zien.’

 

 

HET JUISTE MANAGEMENT

De juiste verzorging en fysieke en mentale belasting zijn voor ieder paard van groot belang, ongeacht niveau en gebruiksdoel. In deze reeks artikelen over management onderscheiden we vier gebruikstypen: het recreatiepaard, het manegepaard, het jonge sportpaard en het topsportpaard.

Dit artikel verscheen eerder in Paard&Sport voorjaar 2019. Paard&Sport is het officiële ledenmagazine van de KNHS voor alle leden vanaf 13 jaar en vast onderdeel van het KNHS-lidmaatschap. Meer informatie vind je hier.

 

©KNHS 2020, overname is niet toegestaan

 

Foto’s: arnd.nl

Ander Nieuws

  • NK Dressuur: Marlies van Baalen wint eerste seniorentitel
    NK Dressuur: Marlies van Baalen wint eerste seniorentitel
  • NK Dressuur: Marten Luiten op herhaling bij de U25
    NK Dressuur: Marten Luiten op herhaling bij de U25
  • NK Dressuur: goud voor Robin Heiden bij de Young Riders
    NK Dressuur: goud voor Robin Heiden bij de Young Riders