­ Het juiste management deel 4 - Het topsportpaard - KNHS

Het juiste management deel 4 - Het topsportpaard

Geplaatst op 22 september 2020

In het vierde en laatste deel van deze serie staan topsportpaarden centraal. Op welke wijze worden zij optimaal verzorgd, getraind en ingezet?

 

Als geen ander wist Rob Ehrens vanuit zijn functie als bondscoach springen bewustwording te creëren over de gewenste inzetbaarheid van springpaarden tijdens een alsmaar drukker wordende wedstrijdseizoen. Hij staat al ruim vijftien jaar aan het roer bij de springruiters en heeft mede door zijn zienswijze unieke successen op Europese en mondiale kampioenschappen mogelijk gemaakt. Meer op microniveau brengt hij het totale management van springpaarden in de praktijk op Stal Ehrens, een professionele springstal die Rob samen met zoon Robbert runt in Weert, waar paarden worden opgeleid tot op internationaal twee- en driesterrenniveau. Volgens Ehrens is het van belang  dat paarden een min of meer vast weekritme hebben, waarin ernaar wordt gestreefd het paard happy te houden. Hij zegt erover: ‘Dat is in de springsport goed in te voeren. Je begint de week met een rustdag voor de paarden die op wedstrijd zijn geweest. Op maandag kunnen ze dan even de wei in en hoeven ze niet te worden getraind. Ook de rest van de week staan de paarden bij ons in de wei. Niet dagelijks, maar wel vier tot vijf keer per week. In totaal hebben wij drie zandpaddocks en zes graspaddocks. Deze staan de hele dag vol. De paarden die in het weekend niet mee zijn geweest, worden wel op maandag gereden.’

 

 

KILOMETERS MAKEN

De veelal nog wat jongere paarden worden één keer per dag gereden, volgens een vast ritme, maar wel met afwisseling. Ehrens: ‘Ze worden dressuurmatig verder afgericht, krijgen dressuurtraining met sprongetjes erbij en gaan een keer het bos in. We springen ook geregeld oefenwedstrijden en tussen de internationale wedstrijden door lopen ze zo nu en dan een basiswedstrijd. Die springpaarden moeten simpelweg beweging hebben en kilometers maken. Ze moeten kunnen rijpen, hard worden in het lichaam en ieder paard moet in mijn ogen de kans krijgen het vak te leren. Naar rato springen wij thuis nooit echt hoog. De toppaarden waar we op vijfsterrenniveau en tijdens landenwedstrijden en kampioenschappen mee werken, springen thuis zelfs bijna niks meer. Die lopen gedurende het seizoen diverse concoursen en moeten fit en gezond blijven tussen de wedstrijden in. De aandacht gaat daar uit naar het conditionele aspect en het lekker fris houden in het hoofd.’

Een belangrijke rol in de afwisseling in beweging is weggelegd voor de stapmolen. ‘We hebben bij ons op stal gekozen voor een ovale stapmolen, waarin de paarden ook een stuk rechtuit lopen,’ legt Ehrens uit. ‘De molen gebruiken we tweeledig, zowel voor de cooling-down na het rijden als voor extra beweging. Normaal gezien hebben we, als het weer het toelaat, tien paarden in de molen staan en negen in de paddocks. Dan heb je er al negentien buiten en komen ze allemaal regelmatig uit de box. Je wilt niet dat paarden vijf keer in de week worden gereden, twee dagen even buiten komen in een paddockje en verder voortdurend op stal staan. Dat is geen leven.’

 

 

AMERONGSE BERG

De paarden van Tim Lips kennen ook veel variatie in training en beweging. Op de stal van de eventingruiter gaan ze in de stapmolen en in de graspaddock en worden ze gelongeerd en gereden. Lips: ‘Sommige paarden grazen we wel aan de hand, bijvoorbeeld als ze gek doen als ze loskomen. Dan vliegen de ijzers in de rondte.’ Lips heeft in het verleden al getoond dat zijn toenmalige toppaarden Oncarlos en Keyflow tot op zeer hoge leeftijd internationaal inzetbaar waren. Lips benadrukt dat regelmaat in het stalmanagement en het trainingsregime heel belangrijk is: ‘We hanteren nu al een aantal jaren een vast systeem bij het fit maken van de paarden, door elke vierde dag van de week een conditietraining te doen. De ene keer is dat een duurtraining op het vlakke en de andere keer gaan we de Amerongse Berg op voor de heuveltraining. Normaal gesproken doen we het om en om, maar het komt voor dat een paard een paar keer achtereen op het vlakke of juist op de heuvel loopt. Wij trainen altijd met hartslagmeters en bouwen data op. Op basis van die data kunnen we zien wat de gewenste training is.’

Tim bouwt zijn paarden gedurende het eventingseizoen op. Hij legt uit: ‘We kijken naar welke wedstrijd het hoofddoel is en weten hoe fit een paard dan moet zijn. Vanaf die wedstrijd tellen we terug en weten we wanneer we moeten beginnen met onze nulmeting. De fitheid baseren we op hartslag- en lactaatmetingen en deze doen we samen met paardensportfysioloog Carolien Munsters. Dit vormt een rode draad door het seizoen. Tussendoor plannen we de dressuur-, spring- en crosstrainingen. Meestal rijd ik dressuurmatig en mijn toppaarden springen, afhankelijk van het wedstrijdschema, één keer in de twee à drie weken. De crosstraining doe ik altijd een week voordat ik op wedstrijd ga.’

 

GEEN ROOFBOUW

Voor dit artikel vertelde Tim ook over zijn toppaard Bayro, dat in het voorjaar van 2020 helaas overleed. Hij stond er bijna altijd als het moest gebeuren. Van Bayro was bekend dat hij twee keer per jaar kon pieken in topwedstrijden met een cross langer dan tien minuten, vertelt Lips. Hij had niet veel wedstrijdritme nodig, maar het was fijn als Tim een maand voor een belangrijke wedstrijd nog een wedstrijd met hem reed. ‘Normaal lopen de eventingpaarden vijf tot zes internationale wedstrijden in het seizoen,’ licht hij toe.

Op het hoogste niveau van de springsport lopen de paarden beduidend meer wedstrijden per seizoen. Het gewenste aantal is hier lastiger aan te geven en volgens Ehrens afhankelijk van verschillende factoren. Een belangrijke is de logistieke factor. ‘Als een paard van het ene deel van de wereld naar het andere moet vliegen, is dat belastender. Met bijvoorbeeld een reisschema dat van Shanghai, naar Estoril en vervolgens naar Stockholm gaat, vind ik twee wedstrijden per maand wel genoeg. Als je logistiek gezien een beetje in de buurt kunt blijven en dat topspringpaard is in vorm, dan kan het best eens drie topevenementen in een maand lopen. Daar moet wel bij worden nagedacht. Daarmee bedoel ik geen roofbouw plegen door iedere proef op concours te willen rijden, telkens voor de prijzen te willen gaan en daarnaast het paard nog eens zwaar te laten werken op het inspringterrein. Als je daar een enorm aantal sprongen moet maken, heb je thuis je huiswerk niet gedaan. Wel moet ik oppassen met zoiets zeggen, aangezien ieder paard nu eenmaal anders is en een andere aanpak nodig heeft,’ aldus Ehrens.

 

GOED RITME

Oog hebben voor het individuele paard komt voortdurend terug in het verhaal van de bondscoach. Hij zegt: ‘Er zijn nu eenmaal paarden die zo makkelijk en economisch springen dat ze niks lijden van een paar Grote Prijzen achter elkaar. In algemene zin is het heel belangrijk dat je een mooie constante lijn in je management hebt en geen pieken en dalen. Zolang je paard fit to compete is en je hebt een goed trainingsprogramma, waarbij hij fit en happy blijft, is hij in principe altijd inzetbaar. Het aantal lucratieve vijfsterrenwedstrijden is de laatste jaren wel geëxplodeerd en dan moet je als ruiter extra goed kijken hoe je je paarden gaat inzetten. Maar nogmaals, dat is verschillend. Het ene paard kan beter meer wedstrijden achter elkaar lopen om in het goede ritme te komen en er zijn ook paarden die dat niet nodig hebben.’

Als we het vizier richten op de dressuurpaarden, valt op dat hun wedstrijdinzet per seizoen vergelijkbaar is met de eventingpaarden en niet met de springpaarden. Teamveterinair dressuur Edwin Enzerink verklaart: ‘De training van een dressuurpaard is vaak thuis zwaarder. Bij een springpaard wisselt dat ook, maar internationale springpaarden leveren de springarbeid met name op concours. Voordat een dressuurpaard op wedstrijd gaat, moeten alle oefeningen bevestigd zijn. Feitelijk moet alles eerst perfect zijn. Bij een springpaard is het werk explosiever en wordt dat echt op de wedstrijd zelf geleverd. Voor een springpaard is het vaak erg belangrijk dat ze in een goed ritme zitten, ook voor de ruiter, terwijl dat bij een dressuurpaard minder speelt.’

 

 

PREVENTIEVE BEGELEIDING

Paardenarts Enzerink is werkzaam bij Veterinair Centrum Someren en heeft als specialismen chirurgie en orthopedie. Bij goed management van topsportpaarden hoort een juiste veterinaire begeleiding, een die de kliniek in Someren vanuit alle facetten aanbiedt. Enzerink: ‘Bij ons heeft ieder zijn eigen specialiteiten in het team en dat werkt fijn. Goed management betekent namelijk compleet management.’

Met het oog op een langdurige, gezonde sportcarrière is vooral de preventieve veterinaire begeleiding van groot belang. Hoe intensief deze is, hangt volgens Enzerink vooral af van de wensen van de klant, maar in beginsel ook van het paard. ‘Een tienjarige die nog nooit iets heeft gemankeerd, wordt minder vaak gecheckt dan een tienjarige die een blessureverleden heeft of die door zijn specifieke bouw of te leveren inspanning risico loopt op blessures. Paarden die bij ons in het intensieve programma van de preventieve begeleiding zitten, worden met een frequentie van drie tot zes weken opgevolgd.’

Enzerink legt uit hoe een standaard preventieve check in zijn werk gaat: ‘Heel belangrijk is om eerst met de ruiter te bespreken hoe het paard aanvoelt en of er input is van eventuele ander behandelingen, zoals van de fysiotherapeut. Zo nodig beluister ik even het hart en vervolgens is het heel belangrijk om het lichaam in alle rust te bekijken en wat kleine testjes te doen. Zit ergens een pijntje, vallen spieren weg, is misschien een gewricht wat gevuld? Daar neem ik altijd goed de tijd voor. Je moet paarden als het ware een beetje kunnen lezen. Daarna laten we ze draven op de rechte lijn en op de cirkel, op een harde ondergrond, waar dat verantwoord kan. We doen buigproeven, zien graag het paard kort aan de longe op de zachte bodem en af en toe vind ik het fijn om paarden even onder het zadel te zien. Mocht ik niks significants tegenkomen, noteer ik alleen eventuele bijzonderheden, zodat ik daar de volgende keer extra alert op ben. Het idee is dat je iets probeert op te lossen voordat het een probleem wordt.’

 

COMFORTABEL

Mocht de veterinair tot de conclusie komen dat het paard wel ergens last van heeft, is verdere diagnostiek de volgende stap, waarna indien nodig behandeling plaatsvindt. Enzerink: ‘Je kunt bijvoorbeeld een kapselirritatie in de gewrichten tegenkomen, die je met een injectie kunt verhelpen. Je wilt het paarden zo comfortabel mogelijk maken, maar voordat je ingrijpt, zitten daar altijd stappen tussen. Als je weet dat een paard nogal eens kapselirritatie of kraakbeenschade in een bepaald gewricht heeft, behandel je het wanneer je daar een reactie ziet, overeenkomstig met de historie van dit paard. Zoals gezegd, is het het mooiste als een blessure is opgelost voordat deze evident wordt, maar dat betekent niet dat je, als er niets aan de hand is, paarden zomaar gaat behandelen. Dat wil je juist niet. Elke behandeling brengt risico’s met zich mee. Dat zijn zorgvuldige afwegingen en je doet het nooit zomaar. Met preventieve begeleiding wil ik bereiken dat paarden op comfortabele wijze hun werk kunnen doen. Ik merk dat er soms van buitenaf raar naar wordt gekeken: “Ja, maar die paarden worden allemaal geprepareerd.” Toch ligt dat duidelijk anders. Je wilt namelijk dat ze optimaal presteren, maar die topprestatie met oog voor dierwelzijn kunnen leveren. Zo zijn ruiters er ook mee bezig. Als er een onderliggende blessure is of sprake is van pijn kan een paard zijn werk niet comfortabel doen en krijg je juist problemen en vaak weer andere blessures. Dat is allereerst niet fair ten opzichte van het paard, maar ook niet fair ten opzichte van de prestatie. Die gaan nu eenmaal hand in hand.’

 

 

INFRAROOD LICHT

Op Stal Ehrens vindt veterinaire begeleiding relatief weinig plaats. Rob: ‘Wij hebben een opleidingsbedrijf en africhtingsstal en houden zelf een goede kijk op de paarden. Je ziet al heel veel aan het bewegingspatroon als iemand erop zit. En als je het gevoel hebt dat het niet helemaal lekker loopt, kijk je eens naar het paard op het harde. Veel komt aan op het juiste stalmanagement en dan kunnen we het verder een paar keer per jaar bijhouden met de dierenarts. Heb je echter te maken met toppaarden die een zwaar wedstrijdprogramma op vier- en vijfsterrenniveau lopen, laat je wel vaker de dierenarts monitoren.’

Het preventief monitoren van de internationale paarden vindt bij Tim Lips verschillend per paard plaats, maar zeker een keer in de drie maanden. Tim: ‘Daarnaast werken we samen met fysiotherapeut Giselle Bartels en in dit kader is het aardig om te zeggen dat ik sinds twee jaar werk met Equusir. De mensen van dat bedrijf komen hier iedere maand op stal en scannen de paarden met een bepaald gekleurd en infrarood licht. Ze kunnen daarmee precies aangeven of er ergens een probleem is, bijvoorbeeld of er een zenuw bekneld zit of dat er artrose in de hals ontstaat. Daarna kunnen ze nog behandelingen verrichten, maar als er echt iets mis is, geven ze aan dat je de dierenarts of fysio ernaar moet laten kijken.’

 

BELANG RUWVOER

Vanzelfsprekend speelt in het juiste management goede voeding een essentiële rol. Ook voor topsportpaarden geldt dat goede kwaliteit ruwvoer de basis is van het dagelijkse rantsoen. Lips zegt erover: ‘Eerlijk gezegd hebben we begin vorig jaar problemen gehad met het ruwvoer, voor het eerst zolang ik me kan herinneren. De paarden aten het gewoon niet. Dat was heel vervelend en funest als paarden conditietraining moeten doen, want dan gaat het hard de verkeerde kant op. Nu hebben we dat weer op orde. We testen het hooi om te zien of het goed is. Verder voeren we de paarden dezelfde soort brok en muesli, maar wel op individuele basis, afhankelijk van het werk dat ze doen en wat ze nodig hebben. In principe krijgen ze bij ons niet veel supplementen. Het voer is goed en dan hebben ze dat niet nodig.’

Ehrens sluit zich aan bij de woorden van de eventingruiter: ‘Wij hebben nauw contact met de voederleverancier, die ons er duidelijk op attendeert regelmatig de kwaliteit van het hooi te testen. Het ruwvoer is belangrijker dan het krachtvoer. Dat geldt voor ieder paard, op ieder niveau. Natuurlijk hoort in de topsport het pakket met de brok, muesli’s of granenmengsels erbij, maar met goed hooi ben je al heel ver. Daarnaast zetten wij de paarden graag op stro, zodat ze op stal nog wat te knabbelen hebben. Voeren gebeurt op individuele basis. We bekijken het per paard en daarover is overleg tussen groom, ruiter en anderen in het team.’

 

 

TOKIO 2021

Ruim een jaar voor de Olympische Spelen van Tokio worden de potentiële kaderpaarden al extra veterinair gemonitord. Edwin Enzerink vertelt erover: ‘Bij de kaderpaarden is de monitoring sowieso wat intensiever aan de hand van bloedonderzoeken. Daarnaast hebben we deze zomer gebruikt om data te verzamelen om te achterhalen hoe goed ze met de warmte kunnen omgaan. Bij welke inspanning krijgen ze moeite en wanneer juist niet? We willen weten wat we kunnen verwachten en hoe we kunnen bijsturen.’ Veel kennis werd ook opgedaan op voorgaande kampioenschappen, waarbij de WEG in Tryon een niet gewenst voorbeeld vormde. Enzerink: ‘Tryon was extra zwaar, doordat de stalomstandigheden qua warmte niet goed waren en omdat de wedstrijden overdag in de zon werden verreden. De paarden hadden er ook een vervelende quarantaine en dat  zette ze direct op achterstand. We hadden er de minst ideale omstandigheden en dat is nog zonder kleerscheuren verlopen. Het belangrijkste is dat de paarden topfit zijn. De weersomstandigheden zullen in Tokio zwaar zijn, maar het positieve is dat de paarden er comfortabel in stallen met airconditioning staan. Ons is een goede quarantaine beloofd en de trainingen zijn in een goed geïsoleerde hal. Buiten zal wel in pittige omstandigheden worden gesport, maar er wordt niet op het heetst van de dag gereden, zoals in Tryon.’

 

HET JUISTE MANAGEMENT

De juiste verzorging en fysieke en mentale belasting zijn voor ieder paard van groot belang, ongeacht niveau en gebruiksdoel. In deze reeks artikelen uit Paard&Sport bespraken we het management van vier gebruikstypen: het recreatiepaard, het manegepaard, het jonge sportpaard en het topsportpaard.

 

Dit artikel verscheen eerder in Paard&Sport najaar 2019. Paard&Sport is het officiële ledenmagazine van de KNHS voor alle leden vanaf 13 jaar en vast onderdeel van het KNHS-lidmaatschap. Meer informatie vind je hier.

 

©KNHS 2020, overname is niet toegestaan

 

Ander Nieuws

  • Als KNHS-lid met korting naar het CHIO Rotterdam
    Als KNHS-lid met korting naar het CHIO Rotterdam
  • Wereldkampioenschap tweespannen 2025 in Beekbergen
    Wereldkampioenschap tweespannen 2025 in Beekbergen
  • Ermelo in 2023 en 2024 toneel voor WK Jonge Dressuurpaarden
    Ermelo in 2023 en 2024 toneel voor WK Jonge Dressuurpaarden