Het examen voor het KNHS Ruiterbewijs bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.
Theorie-examen
Bij de theorie krijg je vragen over paarden, de omgang met paarden, verzorging, de basisbeginselen van het paardrijden en het rijden op de openbare weg.
Praktijkexamen
Het praktijkexamen bestaat uit twee onderdelen. Tijdens het eerste onderdeel laat je je rijvaardigheid in de rijbaan zien. Je stapt, draaft en galoppeert, springt een paar hindernisjes en doet je een obstakeltest. Daarna ga je de openbare weg op. Dan wordt gekeken of je duidelijk richting aangeeft, goed omgaat met de overige weggebruikers en je medekandidaat, of je de verkeerssituaties goed kunt inschatten en of je je paard goed onder controle hebt en houdt.
Heb je het goed gedaan? Dan ben je de trotse bezitter van het Ruiterbewijs en ben je als lid van de KNHS direct verzekerd tegen ongevallen bij het paardrijden.