Springen Artikel 211 - Sloot/Liverpool

  1. Om een breedtehindernis "sloot" te kunnen noemen mag geen enkele hindernis vóór, boven of achter het water worden aangebracht. 
  2. Aan de afzetzijde moet een heg of klein muurtje met een minimum hoogte van 40 cm en een maximum hoogte van 50 cm worden geplaatst. De sloot moet een frontbreedte hebben, inclusief eventuele groenversiering die tenminste 30% groter is dan de te springen breedte. 
  3. De landingszijde van de sloot moet worden gemarkeerd door een contrasterend gekleurde houten of geplastificeerde hardboard lat of een lat die met plasticine is bedekt, zodat de jury bij deze hindernis duidelijk kan vaststellen of een paard er een afdruk op heeft achtergelaten. De lat moet aan de rand van het water worden geplaatst, stevig verankerd in de grond (minimum 6 cm en maximum 8 cm breed). 
  4. Indien de bodem van de sloot van beton of ander hard materiaal is gemaakt, dan moet deze worden bedekt met een zacht materiaal zoals een kokos- of rubbermat. 
  5. De volgende situaties worden als fout op de sloot aangemerkt:
    a. Het door het paard met een of meerdere voeten aanraken van de lat die de sloot begrenst. Indruk van de kogel of de beenbeschermer wordt niet als fout aangemerkt.
    b. Het door het paard met een of meerdere voeten aanraken van het water. 
  6. Het aanraken, omverwerpen of verplaatsen van het afzetelement wordt niet als fout aangemerkt. 
  7. Wanneer één van de vier vlaggen omver wordt geworpen of wordt verplaatst, wordt het aan het oordeel van het jurylid bij de sloot overgelaten te beslissen of er al dan niet sprake is van uitbreken, afhankelijk van het feit aan welke kant van de vlag het paard is gepasseerd. Als wordt beslist dat er sprake is van uitbreken, moet er worden gebeld en moet de klok worden stopgezet gedurende de tijd dat de omvergeworpen of verplaatste vlag wordt teruggezet. Dit wordt als een ongehoorzaamheid bestraft en 6 seconden tijdcorrectie moet worden opgeteld bij de tijd die de deelnemer voor zijn parcours nodig heeft (art. 232). 
  8. De beslissing van het jurylid bij de sloot is doorslaggevend. 
  9. Het jurylid bij de sloot moet het startnummer van de combinatie die een fout op de sloot krijgt aangerekend en de aard van de fout noteren. 
  10. Boven een sloot mag slechts een enkele boom worden gebruikt en deze boom mag niet verder dan 1.50 m. van de voorzijde van de sloot worden geplaatst. De boom moet minimaal 3.50m lang zijn en mag niet hoger liggen dan 1.10m. Het gebruik van door de FEI goedgekeurde veiligheidsbeugels is hierbij verplicht. In dit geval wordt de hindernis als een breedtehindernis en niet als een sloot beschouwd. 
  11. Als een Liverpool onder, voor of achter een hindernis wordt gebruikt, dan mag de totale breedte van de hindernis (inclusief de Liverpool) niet meer zijn dan 2.00 m. De Liverpool mag ook zonder water worden gebruikt.