Springen Artikel 212 - Meervoudige hindernissen (combinaties)

  1. Met dubbelsprongen, driesprongen of meervoudige hindernissen (in het vervolg van dit reglement combinaties genoemd) wordt een groep van twee of meer hindernissen bedoeld met een afstand tussen de afzonderlijke hindernissen van minimaal 7 m en maximaal 12 m bij wedstrijden met paarden en met een afstand van minimaal 6 m en maximaal 11 m bij wedstrijden met pony’s (met uitzondering van jacht-, snelheids- of vaardigheidsparcoursen, beoordeeld volgens tabel C en van permanente, vaste hindernissen waar de afstand tussen de afzonderlijke onderdelen minder mag zijn dan 7 m respectievelijk 6 m waarvoor twee of meer sprongen achter elkaar moeten worden gemaakt. De tussenafstand wordt gemeten vanaf de onderkant van het onderdeel van de combinatie waar het paard landt tot aan de onderkant van het volgende onderdeel aan de afzetzijde. 
  2. Bij combinaties moet ieder onderdeel van de hindernis afzonderlijk en achter elkaar worden gesprongen zonder dat er een volte om een onderdeel wordt gereden. Fouten, gemaakt op ieder onderdeel van de combinatie, worden afzonderlijk bestraft. 
  3. Bij een weigering of uitbreken moet de deelnemer alle onderdelen van de hindernis opnieuw springen, tenzij het een gesloten of gedeeltelijk gesloten combinatie (art. 214), barrièrespringen of een hindernissenin-lijn-wedstrijd betreft.
  4. Alle strafpunten voor fouten op ieder onderdeel van de hindernis en bij verschillende pogingen om te springen begaan, worden afzonderlijk aangerekend en bij elkaar opgeteld. 
  5. Een triple-bar mag in een combinatie uitsluitend als eerste onderdeel worden gebruikt