Springen Artikel 221 - Weigering

 

  1. Wanneer een paard voor een hindernis die het moet springen halthoudt, ongeacht of de hindernis daarbij wordt omgeworpen of verschoven, wordt dit gerekend als een weigering. 
  2. Als het paard voor een verplichte doorgang of een hindernis halthoudt zonder daarbij achterwaarts te gaan en zonder de hindernis omver te werpen, onmiddellijk gevolgd door een sprong vanuit stilstand, dan wordt dit niet bestraft. 
  3. Duurt het stilstaan langer, gaat het paard al dan niet vrijwillig achterwaarts, zelfs een enkele pas, dan wordt dat als een weigering beschouwd. 
  4. Wanneer een paard door de hindernis heen glijdt, moet het jurylid dat verantwoordelijk is voor de bel onmiddellijk beslissen of de deelnemer een weigering dan wel een fout voor het omverwerpen van de hindernis moet worden aangerekend. Indien de jury beslist, dat er sprake van een weigering is, moet onmiddellijk worden gebeld en moet de deelnemer zich gereed houden om de hindernis opnieuw te springen zodra deze weer is opgebouwd (art. 232 en 233).
    a. Indien de jury beslist dat er geen sprake is van een weigering, dan wordt er niet gebeld en moet de deelnemer zijn parcours vervolgen. Er wordt hem dan een fout aangerekend voor het omverwerpen van een hindernis.
    b. Wanneer er is gebeld en de deelnemer springt door de snelheid van zijn paard andere onderdelen van een combinatie, dan leidt dit niet tot uitsluiting of strafpunten in het geval hij de andere onderdelen van deze hindernis omver zou werpen.