Springen Artikel 240 - Uitsluitingen

Uitsluiting betekent dat een combinatie niet (verder) mag deelnemen aan de rubriek van de wedstrijd. De combinatie komt niet in aanmerking voor een klassering in die betreffende rubriek. Uitsluiting kan met terugwerkende kracht plaatsvinden. 

  1.  De deelnemer heeft na opgave of uitsluiting het recht om één enkelvoudige hindernis te springen, mits deze hindernis deel uitmaakt van het desbetreffende parcours. Hierbij is slechts één poging toegestaan. Bij uitsluiting als gevolg van een val van paard of deelnemer is het niet toegestaan nog een hindernis te springen. 

  2. De volgende opsomming geeft de redenen aan, waarvoor deelnemers in alle springwedstrijden worden uitgesloten. In de volgende gevallen moet uitsluiting door de jury plaatsvinden:
    a. Alle situaties waarbij welzijn en/of veiligheid in het gedrang is;
    b. Starten en de eerste hindernis van het parcours springen voor het belsignaal is gegeven (art. 203);
    c. Meer dan 45 seconden gebruiken om de eerste hindernis te springen nadat de tijd van het parcours is begonnen, met uitzondering van gevallen in omstandigheden waarop de deelnemer geen invloed heeft (art. 203);
    d. Verzet van het paard gedurende meer dan 45 seconden tijdens het parcours (art. 223);
    e. Meer dan 45 seconden gebruiken om de volgende hindernis te springen of om, na de laatste hindernis te hebben gesprongen de finishlijn te passeren.
    f. Het springen van de eerste hindernis terwijl verzuimd is de startlijn in de juiste richting tussen de vlaggen te passeren (art. 220);
    g. Het verzuimen om door een verplichte doorgang te rijden of het niet precies volgen van de doorlopende lijn zoals aangegeven op de parcoursschets;
    h. Het springen of trachten te springen, tijdens het parcours, van een hindernis die geen deel uitmaakt van het parcours (art. 220);
    i. Het verzuimen om een hindernis van het parcours te springen (art. 220) of na uitbreken of een weigering nalaten om de hindernis waar de fout werd gemaakt opnieuw te springen;
    j. Het springen van een hindernis in de verkeerde volgorde (art. 220);
    k. Het springen van een hindernis in de verkeerde richting (art. 220);
    l. Het overschrijden van de tijdslimiet (art. 236 en 239);
    m. Het springen of trachten te springen van een hindernis, die bij een weigering omver is geworpen, voordat deze hindernis weer is hersteld;
    n. Het springen of trachten te springen van een hindernis na een onderbreking, zonder te wachten op het belsignaal (art. 203);
    o. Het niet opnieuw springen van alle onderdelen van een meervoudige hindernis na een weigering of uitbreken (art. 212), behalve indien het een gesloten deel van een meervoudige hindernis betreft (art. 214);
    p. Het niet afzonderlijk en achtereenvolgens springen van ieder onderdeel van een combinatie (art. 212);
    q. Het niet te paard passeren van de finishlijn tussen de vlaggen in de juiste richting, na het springen van de laatste hindernis (met uitzondering van speciale wedstrijden) voor het verlaten van de ring (art. 226);
    r. Het verlaten van de ring door deelnemer en/of paard zonder toestemming van de jury, ook voordat is gestart;
    s. Het verlaten van de ring door een loslopend paard voor het einde van het parcours, ook voordat is gestart;
    t. Het te paard aannemen van een voorwerp, wat het ook moge zijn, tijdens het parcours met uitzondering van hoofddeksel en/of bril (art. 225)
    u. Een ongeluk, aan de deelnemer of zijn paard overkomen, dat hem verhindert om de wedstrijd uit te rijden (art. 240, lid 4);
    v. Het verlaten van een gesloten hindernis in de verkeerde richting of het verplaatsen van een onderdeel van een  gesloten hindernis;
    w. Een tweede ongehoorzaamheid (klasse 1.20 en hoger) of derde ongehoorzaamheid (tot en met de klasse 1.15) tijdens het parcours (art. 236 en 239);
    x. Bij 20 strafpunten opgelopen in het parcours (tijdstrafpunten worden niet in acht genomen) (art. 236);
    y. Bij 5 gemaakte fouten op de hindernissen incl. ongehoorzaamheden (art. 239);
    z. De eerste val van deelnemer en/of paard tijdens het parcours
    aa. Indien naar de mening van de jury het paard of de deelnemer niet in staat is om de wedstrijd voort te zetten; 

  3. In de volgende gevallen wordt uitsluiting aan het oordeel van de jury overgelaten:
    a. Het niet in de ring komen nadat de naam en/of het nummer van de deelnemer is opgeroepen;
    b. Het niet te paard de ring inkomen of verlaten;
    c. Alle ongeoorloofde hulp van derden, met uitzondering van het gestelde in lid 2 s voornoemd;
    d. Het niet stoppen na het luiden van de bel tijdens het parcours (art. 203 en 233). 

  4.  Uitsluiting na een ongeluk
    a. Wanneer door een ongeluk hetzij de ruiter, dan wel het paard, de wedstrijd niet kan Beëindigen, dan worden beiden uitgesloten. Indien, ondanks het ongeluk, de deelnemer zijn omloop volbrengt, maar niet te paard de piste verlaat, wordt hij niet noodzakelijk uitgesloten.
    b. Indien de jury vindt dat ofwel de deelnemer of het paard, na een ongeval, niet fit zijn om verder te rijden dan volgt uitsluiting.