Springen Artikel 262 - Kracht en vaardigheidswedstrijden

Toegestaan voor deelnemers met paarden vanaf het jaar dat zij 18 worden en de combinaties waarmee zij
deelnemen tenminste startgerechtigd zijn in wedstrijden vanaf de klasse 1.30.

  1. Algemeen
    a. Het doel van deze wedstrijden is om de vaardigheid van het paard in het springen van een beperkt aantal zware hindernissen te laten zien.
    b. In geval van gelijkheid voor de eerste plaats zijn er opeenvolgende barrages.
    c. De hindernissen in de barrages moeten dezelfde vorm, type en kleur hebben als in de eerste ronde.
    d. Wanneer er na de derde barrage nog steeds gelijkheid voor de eerste plaats is, mag de jury de wedstrijd beëindigen. Na de vierde barrage moet de jury de wedstrijd beëindigen. De deelnemers, die dan nog in de wedstrijd zijn, worden ex aequo als eersten geplaatst.
    e. Indien na de derde barrage de deelnemers de wedstrijd niet wensen te voort te zetten, dient de jury de wedstrijd te beëindigen.
    f. Er kan geen vierde barrage worden verreden als de deelnemers niet foutloos waren in de derde barrage.
    g. De tijd is nooit een beslissende factor in geval van gelijkheid van strafpunten. Er is geen toegestane tijd en geen tijdslimiet.
    h. Deze wedstrijden worden beoordeeld volgens tabel A niet op tijd.
    i. Uitsluitend wanneer er voor de deelnemers geen mogelijkheid is om op het losrijterrein te springen, moet er een oefenhindernis in de ring worden geplaatst. Een facultatieve hindernis is niet toegestaan.
    j. Indien de afmetingen van de ring en het aantal deelnemers dit toestaan, kan de jury beslissen, dat de deelnemers die nog in de wedstrijd zijn, na de eerste of tweede barrage in de ring mogen blijven.

  2. Puissance
    a. Het parcours van de eerste ronde bestaat uit vier tot zes enkelvoudige hindernissen, waarvan minstens één steilsprong. De eerste hindernis moet tenminste 1.40m hoog zijn, twee hindernissen van 1.60m tot 1.70m en één muur of steilsprong die in hoogte kan variëren van 1.70m tot 1.80m. Alle combinaties, sloten, greppels en natuurlijke hindernissen zijn verboden. Het is toegestaan om een muur met een aan de afzetzijde enigszins schuine kant te gebruiken. De voet van de muur mag hierbij ten hoogste 30 cm voor het hoogste punt liggen.
    b. In plaats van een muur mag ook een rechte hindernis worden gebruikt, in welk geval planken met een boom als bovenste element kunnen worden gebruikt.
    c. In geval van gelijkheid voor de eerste plaats dienen er opeenvolgende barrages over twee hindernissen te worden gehouden. Deze hindernissen moeten dan een muur of een rechte hindernis en een breedtesprong zijn.
    d. In de barrages dienen beide hindernissen steeds verhoogd en in geval van een breedtesprong verbreed te worden. De muur of de rechte hindernis mag alleen worden verhoogd indien de deelnemers die gelijk staan voor de eerste plaats, in de voorafgaande ronde geen strafpunten hebben gekregen (art. 246.)


  3. Barrièrespringen
    a. In deze wedstrijd worden zes rechte hindernissen in een rechte lijn achter elkaar geplaatst, steeds ongeveer 11 m van elkaar verwijderd. De hindernissen dienen op identieke wijze te zijn opgebouwd en te zijn samengesteld uit bomen van dezelfde soort.
    b. Alle hindernissen mogen dezelfde hoogte hebben, bijvoorbeeld 1.20m, of steeds hoger te zijn opgebouwd, bij voorbeeld 1.10m, 1.20m, 1.30m, 1.40m, 1.50m en 1.60m of de eerste twee hindernissen op 1.20m, de volgende twee op 1.30m enz.
    c. Bij een weigering of bij uitbreken moet de deelnemer het parcours vervolgen op de hindernis waar de fout werd gemaakt.
    d. De eerste barrage dient plaats te vinden over de zes hindernissen die moeten worden verhoogd, tenzij de deelnemers die gelijk staan voor de eerste plaats in de eerste ronde niet foutloos waren. Vanaf de tweede barrage mag het aantal hindernissen worden teruggebracht tot vier, maar de afstand tussen de hindernissen moet 11 meter blijven, zoals voor de eerste ronde is vereist. De laagste hindernissen moeten dan worden verwijderd.

  4. Hindernissen-in-lijn wedstrijd
    Voor deze wedstrijd gelden dezelfde voorwaarden als voor het Barrièrespringen met dit verschil, dat de zes hindernissen van elkaar verschillend mogen zijn (rechte hindernissen en breedtehindernissen). Ze moeten op twee galopsprongen (ongeveer 11 m) van elkaar worden geplaatst of, zoals in het Barrièrespringen, in één rechte lijn of in groepen van drie hindernissen in twee rechte lijnen.