Mennen Artikel 452 - Het parcours

1. De maximale afstanden en snelheden mogen niet overschreden worden.
2. De technisch afgevaardigde en de voorzitter van de jury mogen bij zware weers- en/of terreinomstandigheden de tijden/snelheden aanpassen.
3. Proef B (marathon) moet bestaan uit twee trajecten. Een A- en B traject. In overleg met de TA mag de organisatie als alternatief voor het A traject een gecontroleerd warming-up terrein uitzetten. Dit afgezette terrein moet minimaal 5000m2 groot zijn. Een deelnemer mag daar op zijn tijd maximaal 30 minuten gebruik van maken. De deelnemer krijgt een starttijd en een toegestane tijd. Bij dit terrein wordt toezicht gehouden door een jurylid of toezichthouder. Verder zijn hier dezelfde reglementaire bepalingen als die gelden tijdens het rijden van het A-traject. 
4. In overleg met de TA mag een organisatie als daar voldoende ruimte voor is, voorafgaand aan traject B, een oefen (type) marathonhindernis aanbieden. Deelnemers mogen hier dan onder toezicht van een jurylid/toezichthouder maximaal 2 minuten gebruik van maken.
5. De totale afstand van traject B moet ongeveer 1 km per hindernis zijn. De totale lengte van traject B wordt gemeten inclusief de lengte van de hindernissen. De afstand tussen 2 op elkaar volgende hindernissen in traject B mag bij voorkeur niet minder zijn dan 700 meter.
6. De afstanden tussen de finish van het ene traject en de start van het volgende traject worden niet meegerekend in de totale lengte van het parcours.
7. LENGTE EN SNELHEID IN TRAJECT

Max. Min. Gang Max. snelheid km/u
afstand afstand
TRAJECT PAARD PONY
L M Z L M Z

A (meerdaagse SWM) 8000 m. 4000 m. vrij 10-12 11-13 12-14 9-11 10-12 11-13

A (eendaagse SWM) 5000 m. 3000 m. vrij

B 9000 m. 6000 m. vrij 12 13 14 11 12 13

8. VERPLICHTE RUST

a. Er dient een verplichte rust/neutrale zone te zijn van tenminste 10 minuten voorafgaand aan start traject B. Indien er een gecontroleerd warming-up terrein is, als alternatief voor het A traject, moet de verplichte rust teruggebracht worden tot 5 minuten.

b. De rustlocatie dient voldoende schaduw te bieden en groot genoeg te zijn om 3 deelnemers gelijktijdig te kunnen onderbrengen met ruimte voor extra motorvoertuigen.
c. Op de rustlocatie dient voldoende water aanwezig te zijn voor de paarden.
d. De wedstrijddierenarts moet aanwezig zijn om toe te zien op het verloop van het onderzoek. De conditie van de paarden wordt bepaald door middel van een klinische waarneming. Onderdeel hiervan kan zijn de meting van de hartslag, de ademhaling en de temperatuur. De mate van herstel zal worden gecontroleerd alvorens het paard mag starten in traject B. Deze gegevens moeten worden geregistreerd. Deelnemers van kreupele, verwonde of duidelijk uitgeputte paarden dienen te worden uitgesloten of gediskwalificeerd door een lid van de jury.
e. Op het wedstrijdterrein dient een hoefsmid aanwezig te zijn die voor de rustlocatie direct oproepbaar moet zijn.
f. In geval van uitzonderlijk warm en vochtig weer kan de toegestane tijd voor de verplichte rust (na het A-traject) worden verlengd door de jury na advies van de wedstrijddierenarts.
g. Direct aansluitend op de finish van traject B dient een traject van 1 km te zijn uitgezet (bij voorkeur op de verharde weg) als verplicht uitstaptraject (zie bijlage 1).
9. TRAJECT- EN RICHTINGAANDUIDINGEN
a. Alle richtingspijlen moeten voor de deelnemers goed zichtbaar en zoveel als mogelijk rechts van de weg worden geplaatst.
b. Het begin en einde van ieder traject moet worden aangegeven met een stel rode en witte markeringen en een bord, waarop start en respectievelijk finish wordt aangegeven.
c. De afstand tussen de finish van een traject en de start van het volgend traject moet minimaal 50 meter bedragen.
d. Het gehele parcours moet duidelijk worden aangegeven door middel van richtingspijlen.
e. In de trajecten A en B moet elke kilometer worden aangeduid. In traject B is aanduiding van de kilometers inclusief de lengte van de hindernissen.
f. Wanneer een kilometer precies valt binnen een hindernis, wordt de aanduiding geplaatst bij de finish van de hindernis.
10. VERPLICHTE DOORGANGEN
a. Rode en witte markeringen ten behoeve van verplichte doorgangen moeten in het parcours worden geplaatst om ervan verzekerd te zijn dat de deelnemers de voorgeschreven route volgen. Deelnemers moeten de rode markering rechts en witte markering links houden (zie 456.3).
b. Deze markeringen, opeenvolgend genummerd in ieder traject, moeten voor de deelnemers vanaf ruime afstand duidelijk zichtbaar zijn.
c. Er moeten voldoende markeringen in het parcours geplaatst worden om er zeker van te zijn dat alle deelnemers op de route blijven en er geen verwarring kan ontstaan waardoor de deelnemer van het parcours afwijkt.
d. De plaats en het nummer van de markeringen moeten op de parcourstekening worden ingetekend zodat de juiste volgorde, waarin de verplichte doorgangen dienen te worden gereden, voor en na iedere hindernis, duidelijk is aangegeven.
e. Waarnemers in het terrein moeten het volgende noteren: De genummerde markeringen die de deelnemer passeert, de juiste richting en volgorde, alsmede elke gangfout. Wanneer een verplichte doorgang wordt gemist of in de verkeerde volgorde (of richting), moet dit zo spoedig mogelijk aan de jury worden gerapporteerd.
11. GANGEN
a. In moeilijk terrein, waar het ondoenlijk is om de voorgeschreven gang aan te houden, kan de technisch afgevaardigde een andere gang toestaan. Dergelijke plaatsen moeten aangegeven staan op de parcourstekening en aangeduid zijn met borden in het traject.
b. De finish van traject B mag niet meer dan 500 meter en niet minder dan 300 meter gelegen zijn vanaf de finish van de laatste hindernis. Indien omstandigheden dit vereisen, kan de technische afgevaardigde een grotere afstand toestaan, maar geen kleinere afstand dan 300 meter. Indien de afstand groter is dan 500 meter dient een aanduiding te zijn geplaatst op 500 meter vanaf de finish om de deelnemers aan te geven dat ze vanaf dit punt slechts mogen draven of stappen.
c. De gang in traject B is vrij met uitzondering van het laatste deel van het traject zoals bedoeld in lid b voor de finish, welke in stap of draf moet worden afgelegd, op straffe van 1 strafpunt voor iedere 5 seconden waarin een gangfout wordt gemaakt. Stilstaan of slingeren is eveneens niet toegestaan, op straffe van 10 strafpunten per keer. Als enige uitzondering is het de deelnemer toegestaan halt te houden voor herstel van tuig of rijtuig t/m 30 meter na het verlaten van de laatste hindernis, zonder strafpunten op te lopen voor het halthouden.
12. NATUURLIJKE HINDERNISSEN
Natuurlijke hindernissen zoals poorten, scherpe wendingen, water en steile hellingen zijn toegestaan in alle trajecten behalve in het overgangstraject.
13. OVERGANGSTRAJECT
Het overgangstraject dient zodanig te worden uitgezet dat er sprake is van zoveel mogelijk gelijkwaardigheid voor alle deelnemers. Hellingen moeten vermeden worden in het overgangstraject. Het overgangstraject is de verbinding tussen het A-traject en het B-traject.