Mennen Artikel 453 - Hindernissen in traject B

1. AANTAL HINDERNISSEN
a. Het maximum aantal hindernissen, natuurlijk of gebouwd in traject B van een samengestelde wedstrijd:
- Voor klasse L is dit maximaal 6 hindernissen met maximaal poorten A t/m E.
- Voor de klasse M is dit maximaal 6 hindernissen met maximaal poorten A t/m F.
- Voor de klasse Z is dit maximaal 8 hindernissen met maximaal poorten A t/m F.
- Het minimum aantal hindernissen voor een eendaagse samengestelde wedstrijd is 4; het maximum is 6.
b. Voor KNHS-kampioenschappen worden er in het B-traject maximaal 6 hindernissen opgenomen.
Voor Nederlandse Kampioenschappen worden er in traject B 7 of 8 hindernissen opgenomen.
2. HINDERNISTEKENINGEN
Nauwkeurige tekeningen van de hindernissen, met aanduiding van de verplichte doorgangen moeten beschikbaar zijn voor deelnemers, teambegeleiders en officials, voor de eerste verkenning van het parcours.
3. ONTWERP EN BOUW VAN DE HINDERNISSEN
a. Het nummer van elke hindernis moet duidelijk zichtbaar bij de markeringen van de start zijn geplaatst.
b. De start en finish van iedere hindernis moet worden aangeduid met een rode en witte markering (rood rechts, wit links), geplaatst op minimaal 20 meter van de dichtstbijzijnde doorgang, tenzij de technisch afgevaardigde een uitzondering hierop toestaat. De hindernistijd wordt opgenomen zodra de neus van het eerste paard de rode en witte startmarkeringen passeert tot de neus van het eerste paard/pony de rode en witte finishmarkeringen passeert.
c. De route door een hindernis moet minimaal 150 meter zijn, maar mag nooit de 250 m overschrijden, gemeten langs de kortst, reglementair te rijden route (niet smaller dan 2,5 meter op elk punt) tussen de markeringen van de start en de finish, tenzij de technisch afgevaardigde een uitzondering toestaat.
Tenminste één route naar elke verplichte doorgang moet niet smaller zijn dan 2,5 meter.
d. Hindernissen moeten genummerd zijn in de volgorde, zoals de deelnemers deze dienen te rijden.
e. De hindernissen mogen samengesteld zijn uit natuurlijke elementen zoals bomen, hagen, water, bouwwerken en muren, maar mogen geen elementen bevatten die schade of verwondingen aan de paarden kunnen veroorzaken.
f. Gebouwde elementen in een hindernis zoals palen en balken, strobalen en tonnen moeten stevig zijn samengesteld en dusdanig worden samengesteld dat ze gedurende de wedstrijd nagenoeg niet verschoven kunnen worden of kunnen breken. Deze kunstmatige elementen moeten in een natuurlijke stijl, rekening houdende met het landschap zijn ontworpen.
g. Indien de parcoursbouwer in een hindernis iets gebruikt dat de paarden kan afschrikken, zal hij een alternatieve route moeten bieden die de deelnemer de mogelijkheid biedt de hindernis te voltooien zonder dat de paarden afgeschrikt worden.
h. Gebouwde waterhindernissen mogen niet dieper zijn dan 30 cm. Voor natuurlijke waterhindernissen kan de technisch afgevaardigde een maximum van 50 cm toestaan. De bodem van alle waterhindernissen moet stevig zijn. Indien van toepassing moeten palen en afzettingen in open waterhindernissen worden geplaatst om te voorkomen dat paarden in diep water komen.
i. Publieksafzetting moet tenminste 20 meter uit de dichtstbijzijnde doorgangen liggen, tenzij de technisch afgevaardigde ontheffing verleent wegens bijzondere omstandigheden.
4. HINDERNIS DOORGANGEN
a. Hindernissen kunnen bestaan uit maximaal 6 verplichte doorgangen, aangeduid met rode en witte markeringen en de letters A, B, C, D, E, F, welke van alle kanten zichtbaar zijn.
b. Als alternatief mag de parcoursbouwer een of meerdere doorgangen in een hindernis op 2 verschillende plaatsen in de hindernis markeren. De deelnemer moet dan zelf kiezen welke doorgang hij rijdt.
c. De hoogte van elke verplichte doorgang moet minimaal 1,30 meter zijn. In de verplichte doorgang mag geen enkel element lager zijn dan 1,30 meter.
5. AFRIJDBARE ELEMENTEN
a. De parcoursbouwer mag elk type afrijdbaar element kiezen, voor zover deze niet hindert, een verwonding veroorzaakt aan de paarden of schade toebrengt aan de rijtuigen, wanneer het element wordt afgereden. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van dezelfde ballen die ook tijdens de vaardigheidsproef worden gebruikt.
b. Het maximum aantal afrijdbare elementen mag niet meer zijn dan 24 tenzij er mobiele hindernissen worden gebruikt dan kan het aantal hoger zijn. Het aantal en het type moet worden goedgekeurd door de technisch afgevaardigde en de voorzitter van de jury.
c. Voor ieder afgereden element worden 2 strafpunten toegekend.
d. Een afrijdbaar element is nooit geneutraliseerd en kan op elk moment worden afgereden en dus bestraft, totdat het eenmaal is afgereden.
e. Wanneer een deelnemer of een groom eigenhandig tracht te voorkomen dat een afrijdbaar element wordt afgereden, wordt dit bestraft met 10 strafpunten.