Mennen Artikel 460 - Het parcours

1. AFMETING RING EN OPBOUW VAN HET PARCOURS
a. De parcoursbouwer is verantwoordelijk voor het uitzetten en opmeten van het parcours, het markeren ervan en het bouwen van de hindernissen. Bij samengestelde wedstrijden mennen doet hij doet dit onder toezicht van de technisch afgevaardigde.
b. Voor de SWM klasse L, M en Z dient de ring een minimummaat te hebben van 5000 m2.
c. Voor de klasse L t/m ZZ moet de afmeting van de ring van een buitenterrein minimaal 3200 m2 zijn, met een minimale breedte van 40 meter. De minimale afmeting voor een indoorring is 1200 m2 met een minimale breedte van 20 meter.
d. Wanneer de tijdens een indoorvaardigheidswedstrijd de ring niet groter is dan 1200 m2 dan moet de wedstrijd in twee manches verreden worden. Dit wil zeggen dat het parcours tweemaal aaneengesloten gereden moet worden.
e. Bij een wedstrijd over 2 manches moet het parcours voor beide manches identiek zijn en bestaan uit minimaal 7 hindernissen en 10 doorgangen.
f. Wanneer de oppervlakte van een indoorwedstrijdring 1200 m2 of groter is, bestaat het parcours uit minimaal 14 hindernissen en maximaal 20 doorgangen, afhankelijk van de afmeting van de ring. Naar mate de oppervlakte van de ring groter is, kunnen meer doorgangen worden neergezet, maar nooit meer dan 20.
g. De start- en finishlijn mogen niet meer dan 40 meter en niet minder dan 20 meter van de eerste, respectievelijk de laatste hindernis zijn gelegen. Bij indoorwedstrijden geldt dat de start- en finishlijn niet minder dan 10 meter van de eerste, respectievelijk de laatste hindernis mag zijn gelegen.
h. Het aantal hindernissen mag niet meer dan 20 zijn. De lengte van het parcours kan variƫren tussen 500 meter en 800 meter. Deze hindernissen dienen in numerieke volgorde gereden te worden.
i. De parcoursen moeten dusdanig zijn ontworpen dat de deelnemers gedurende het grootste deel van het parcours de kans hebben een redelijk snel tempo te onderhouden. Bepaalde hindernissen en gecombineerde hindernissen zullen onvermijdelijk het tempo vertragen maar dit moet beperkt blijven tot een klein deel van het gehele parcours, zeker in de klasse L die juist heel voorwaarts gebouwd moeten worden. (zie bijlage 9 en 10) voor de afmetingen van de meervoudige hindernissen).
j. Er moet voldoende losrijruimte zijn. De afmeting voor een buitenlosrijterrein moet bij vaardigheidswedstrijden minimaal 20 x 40 meter zijn. Er moeten minimaal 6 kegels staan die identiek zijn aan de kegels in het parcours.
k. De wedstrijdring moet altijd worden afgesloten tijdens de proef.
l. Om een parcours, in geval van gecombineerd gebruik door verschillende klassen, in overeenstemming te brengen met de moeilijkheidsgraad van de desbetreffende klasse zullen de hindernissen (poorten) welke de klasse L mag overslaan met gele hoezen gemarkeerd worden. Dit moet tevens af te lezen zijn op de parcourstekening.