Dressuur Artikel 115 - Uitvoering van de proeven

  1. Voorlezen:
    a. Alle proeven tot en met de klasse ZZ-Zwaar, mogen worden voorgelezen. De voorlezer neemt plaats bij B of bij E, tenzij door de jury anders is bepaald. Als de voorlezer een verkeerde opdracht geeft, waardoor een vergissing in het programma wordt gemaakt, is de deelnemer hiervoor zelf verantwoordelijk. De jury rekent dit als een vergissing in het programma. De deelnemer wordt geacht de proef te kennen. 
  2. Uit het hoofd rijden:
    a. Het uit het hoofd rijden van een proef waarvoor het niet is voorgeschreven is toegestaan. Wanneer een deelnemer het besluit heeft genomen om het programma uit het hoofd te rijden, moet deze daarbij blijven.
    b. Het is - op straffe van uitsluiting - niet toegestaan dat de deelnemer vanaf een bepaald onderdeel het programma alsnog verder laat voorlezen.
    c. Proeven die uit het hoofd gereden dienen te worden:
    - Alle FEI-proeven, met uitzondering van de Z2 ponyproeven
    - Kür op muziek voor alle niveaus.
  3. Begin/einde van de proef:
    a. Een proef begint op het moment van het binnenkomen van de combinatie bij A en eindigt na de groet aan
    het einde van de proef als het paard voorwaarts stapt. In de afdelingsdressuur eindigt de proef bij het verlaten van de ring bij A aan het einde van de proef.
    b. Alle voorvallen voorafgaand aan het begin of na het einde van de proef hebben géén invloed op de cijfers.
  4.  Beginsignaal:
    Nadat het (bel)signaal tot starten door de (voorzitter van de) jury is gegeven, dient de combinatie binnen 45
    seconden bij A de proef te beginnen. Wanneer de combinatie de proef later dan 45 seconden begint wordt dit gerekend als vergissing in het programma. Wanneer de combinatie na nogmaals 45 seconden niet is gestart volgt uitsluiting.
  5. Halthouden en Groeten:
    Bij het halthouden en groeten voor de jury neemt de deelnemer de teugels en eventueel de zweep in één hand. Deelnemers brengen de andere hand naar beneden achter het dijbeen en knikken met het hoofd. Indien er meer juryleden in functie zijn, wordt alleen de voorzitter van de jury (bij C gezeten) gegroet. Hierna neemt de deelnemer de teugels weer in beide handen. Het halthouden tijdens de groet dient minimaal 3 seconden getoond te worden. 
  6. De oefeningen/bewegingen:
    De oefeningen/bewegingen, die op een bepaald punt van de ring gevraagd worden, moeten worden uitgevoerd op het ogenblik dat het lichaam van de deelnemer ter hoogte van het bedoelde punt is. 
  7. Lichtrijden in draf:
    In de betreffende proef wordt aangegeven of men moet lichtrijden en/of doorzitten. In de klasse B geldt dat men moet lichtrijden. In de klassen L1 en L2 heeft de deelnemer zelf de keuze tussen lichtrijden en/ of doorzitten, vanaf de klassen M1 t/m ZZ-Licht heeft de ruiter zelf de keuze om te gaan lichtrijden of doorzitten tijdens het  halsstrekken, de middengangen en de uitgestrekte gangen. Het van been verwisselen bij het van hand veranderen op de diagonaal gebeurt aan het einde van de diagonaal, tenzij in de desbetreffende proef anders wordt gevraagd.  Er wordt op de buitendiagonaal (het buitenvoorbeen) lichtgereden. 
  8. Fout in de proef:
    a. Indien een deelnemer een fout in de proef maakt, (b.v. het binnenkomen van de ring in een andere dan de
    voorgeschreven gang of het bij de groet de teugels niet in één hand nemen etc.) wordt dit bestraft als een vergissing in het programma.
    b. Een deelnemer mag onderdeel van de proef niet opnieuw doen, behalve wanneer er door de (voorzitter van de) jury is beslist - door middel van het geven van een (bel)signaal - dat er een fout in het programma is gemaakt.
    c. Wanneer een deelnemer begonnen is aan de uitvoering van een bepaald onderdeel van de proef en hij probeert vervolgens op eigen initiatief dezelfde beweging/oefening te herhalen, zal de jury uitsluitend de eerste keer dat deze beweging werd uitgevoerd beoordelen en dit handelen van de deelnemer tegelijkertijd bestraffen als een vergissing in het programma.
  9. Vergissing in het programma:
    a. Alle oefeningen, die in de proef worden gevraagd, moeten in de aangegeven volgorde worden uitgevoerd. Gebeurt dat niet, dan wordt dit door de jury gerekend als een vergissing.
    b. Wanneer een deelnemer zich vergist zal de (voorzitter van de) jury de deelnemer door middel van een (bel)signaal waarschuwen.
    c. Indien de deelnemer zich vergist in het voorgeschreven programma, maar het geven van een (bel)signaal de vloeiende voortgang van de proef onnodig belemmert, wordt het aan het oordeel van de (voorzitter van de) jury overgelaten of deze de deelnemer al dan niet op deze vergissing attent wordt gemaakt door het geven van een (bel)signaal. Dit kan zo zijn bij bijvoorbeeld een overgang bij V in plaats van bij K, op de middellijn een pirouette bij D in plaats van bij L.
    d. Het is altijd de (voorzitter van de) jury die besluit of er een vergissing in het programma is gemaakt. De scores van eventuele overige juryleden worden hierop aangepast.
    e. De (voorzitter van de) jury wijst - indien nodig - de deelnemer het punt aan, waarop de proef moet worden vervolgd. De deelnemer, die zich niet (geheel) houdt aan de aanwijzingen van de (voorzitter van de) jury, kan - ter beoordeling van de (voorzitter van de) jury - worden uitgesloten.
    f. Wanneer de jury een fout in de proef of een vergissing in het programma niet heeft opgemerkt, wordt altijd in het voordeel van de deelnemer beslist.