Eventing Artikel 315 - Cross

  1. Algemeen
    a. Deze reglementen zijn onlosmakelijk verbonden met de Richtlijnen Parcoursbouw Cross Country op de website van de KNHS.
    b. Onvoorziene omstandigheden:
    Nadat het parcours officieel is vrijgegeven door de TA mag er geen enkele wijziging meer worden aangebracht, tenzij in het geval van onvoorziene omstandigheden één of meer hindernissen onsportief of gevaarlijk worden. In dat geval is de TA of bij diens afwezigheid de Federatievertegenwoordiger tezamen met de Parcoursbouwer Cross gerechtigd om de zwaarte van de hindernissen te verminderen, deze te wijzigen of te laten vervallen, de cross in te korten, dan wel zo nodig het begin van de wedstrijd uit te stellen of de wedstrijd te doen vervallen. Iedere deelnemer en de jury dienen officieel en persoonlijk van de aangebrachte wijziging(en) op de hoogte te worden gesteld.
    c. Breekboom:
    Een breekboom is een kunstmatig gefabriceerde boom die zodanig geconstrueerd is dat deze bij buitensporige aanraking door een paard de energie van deze aanraking absorbeert (door enigszins mee te buigen) c.q. wijkt door te breken. 
    d. MIM-clip: Een MIM-clip is een veiligheidssysteem waarbij de hindernis bij harde (horizontale) aanraking wijkt.Een wedstrijdorganisatie is verplicht om in het kader van veilige crossbouw MIM-Clips te gebruiken in de cross klassen M t/m Z paarden en de klasse Z pony’s. In overleg met de TA wordt bepaald op welke hindernissen de MIM-Clips worden gebruikt.
  2. Wijze van starten
    a. Bij de start van de cross moet een afgezette ruimte van ongeveer 5 x 5 m worden gemaakt met over de volle breedte een open zijde aan de voorkant waardoor de combinatie de startlijn kan passeren. Aan één of beiden zijden is een opening van minimaal 1,5 m waardoor de combinatie de startbox kan betreden. De deelnemer moet vanaf deze ruimte starten en mag de startlijn niet passeren voordat daartoe het teken is gegeven. Binnen en buiten de omheining mag de combinatie vrij bewegen. Een vliegende start is niet toegestaan.
    b. Een helper mag het paard naar de startlijn brengen. Hij mag het paard vasthouden tot het startsein is gegeven.
    c. Indien een deelnemer te vroeg start, wordt zijn rijtijd berekend vanaf het ogenblik dat hij de startlijn passeert. Bovendien worden daarbij 5 strafpunten opgeteld.
    d. Het startsein wordt gegeven door de officiële starter. Indien een deelnemer niet binnen een minuut de startlijn is gepasseerd, wordt hij van verdere deelname uitgesloten.
    e. Starten geschiedt volgens aftellen per seconde waarbij vanaf 30 seconden per tiental en vanaf 5 seconden per seconde wordt geteld.
    f. Indien gewerkt wordt met elektronische tijdwaarneming geldt, dat indien een combinatie niet op de correcte starttijd de startlijn van de cross passeert, de starter de vertraging noteert en deze extra tijd bij de gemeten elektronische tijd optelt.
    g. In de cross vinden opeenvolgende starts plaats met een tussentijd van minimaal twee minuten.
  3. Afbakening van het parcours
    a. Wanneer door verschillende klassen over hetzelfde cross parcours gereden wordt, dienen daartoe aan te brengen wijzigingen aan de hindernissen op duidelijke wijze door middel van tekeningen bij de desbetreffende hindernissen aan de deelnemers kenbaar te worden gemaakt.
    b. Het is verplicht een hindernis te neutraliseren wanneer deze uit het parcours wordt gehaald.
    c. Wanneer op dezelfde dag een cross in meer klassen wordt verreden is het de verantwoordelijkheid van de Parcoursbouwer Cross, dat de parcoursen duidelijk verschillen in moeilijkheidsgraad.
    d. Dezelfde hindernis mag op één dag maximaal tweemaal worden verhoogd of verlaagd.
    e. In de cross mag maximaal 20% van de hindernissen qua hoogte en breedte gelijk zijn aan die in de naast gelegen lagere klasse.
    f. In de cross mag de laatste hindernis niet minder dan 30 m en niet meer dan 75 m van de finish verwijderd zijn.
    g. Hindernissen en verplichte doorgangen worden afgebakend met een rode begrenzingsvlag aan de rechterkant en een witte begrenzingsvlag aan de linkerkant.
    h. Bij hindernissen moet de vlag minimaal 50 cm boven de hindernis uitsteken.
    i. Richtingspijlen/ tekens: De richtingpijlen/tekens in geel/oranje of in de kleur van de hindernisnummers van de klasse geven de te volgen richting aan. De deelnemer is niet verplicht deze van nabij te passeren.
    j. Nummeren en letteren van de hindernissen: Wanneer dezelfde hindernissen in meer klassen worden gebruikt, dienen deze voor elke klasse door de eigen kleur worden aangegeven, te weten:
    Klasse Z paarden Zwart
    Klasse M paarden/Z pony’s Rood
    Klasse L paarden/M pony’s Blauw
    Klasse B paarden/L pony’s Groen
    Klasse B pony’s Geel

    k. Alle sprongen moeten worden aangemerkt als hindernis of deel van een hindernis en overeenkomstig worden afgevlagd, genummerd en/of geletterd. (zie bijlage)
    l. Indien een cross hindernis een alternatief heeft, waarbij de ruiter de keuze heeft uit twee hindernissen, moeten beide hindernissen hetzelfde nummer of dezelfde letter hebben, maar dient iedere hindernis apart van een rode en een witte vlag te worden voorzien. De vier vlaggen moeten in dat geval met een zwarte streep worden gemarkeerd.
  4. Aard der hindernissen
    a. Indien prefab hindernissen geplaatst worden moeten alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de prefab hindernis zo wordt vastgezet, dat wanneer deze geraakt wordt door een paard, de kans op beweging tot een minimum wordt beperkt.
    b. De hindernissen moeten vast en duidelijk in te schatten zijn door hun vorm en aanzicht en zoveel mogelijk in natuurlijke staat worden gehouden. Hindernissen moeten, indien nodig, verstevigd worden zodat zij voor elke combinatie gedurende de wedstrijd hetzelfde blijven.
    c. Een enkele boom mag niet zo gebruikt worden, dat een paard hier onderdoor kan.
    d. De toegestane maximum hoogte, breedte en diepte van de hindernissen in de cross staan vermeld in informatietabellen in bijlagen.
    e. Een bouwploeg dient gedurende het verloop van de gehele cross aanwezig te zijn om indien nodig hindernissen of onderdelen daarvan te herstellen in de oorspronkelijke staat of om zodanige veranderingen aan te brengen dat gevaar wordt voorkomen.
    f. Hindernissen in de cross moeten zo gebouwd worden dat het nagenoeg onmogelijk is dat een paard vast kan komen te zitten. De hindernissen moeten zo zijn opgebouwd dat deze snel kunnen worden afgebroken en weer identiek kunnen worden opgebouwd. Een dergelijke constructie mag de stevigheid van de hindernis niet verminderen.
    g. Een breedtesprong mag nooit een afsprong of een waterinsprong zijn.
    h. Bij alle hindernissen dient een grondlijn aanwezig te zijn.
    i. Bij een hindernis waarvan het voorste gedeelte in een verticaal vlak is gebouwd en bij een hindernis die geheel in het verticale vlak ligt (steilsprong) dient er een verloop van minimaal 15 graden te zijn.
    j. Een zgn. ‘coffin’ in de klasse L (in de klasse L is alleen een ‘halve coffin’ toegestaan) en M dient met een minimum tussenruimte van één galopsprong gebouwd te worden. In de klasse B is een zgn. coffin niet toegestaan.
    k. De diepte van de waterhindernis mag over de gehele lengte niet meer zijn dan 25 cm. De lengte van het watergedeelte van een waterhindernis moet tenminste 6 m. zijn. Als er sprake is van een uitsprong uit het water of een hindernis in het water, moet de minimale lengte van het water 9 m. bedragen.
    l. Heggen, bullfences en soortgelijke hindernissen mogen slechts de maximum hoogte overschrijden indien de hoogte van het vaste gedeelte van de hindernis waarover het paard moet springen, de voorgeschreven maximum hoogte niet overtreft (duidelijk markeren). Wanneer het uitsluitend heggen betreft, mag de totale extra hoogte de 20 cm niet overschrijden.
    m. Indien de afstand tussen 2 sprongen minder dan 4 galopsprongen is moet de tussenafstand voor de pony’s in alle gevallen duidelijk korter zijn dan bij de paarden. Het is ook mogelijk de 2 sprongen zodanig te plaatsen dat er een kortere lijn gereden kan worden door ponyruiters.